Dag 1 891
Hoofdstuk 1 Vallend glas
Het kostte vandaag,
Victoria knikte, zuchtte en knikte nog eens, buitengewoon veel moeite om iets
eenvoudigs als pasta te maken. Een strip panchetta tot blokjes snijden leek
makkelijk: ze had een scherp mes, dankzij enkele paar dure workshops wist ze
hoe ze het mes moest , en kom op, het was panchetta, geen gedroogde runderhuid.
En op de meeste dagen kon ze zo’n klusje prima aan, maar wat de meeste dagen
gewoon lukte, lukte vandaag niet. Gewoon niet.
En een ui snipperen, een
ui snipperen, dat had ze al honderden keren gedaan. Duizenden keren! Ui pellen,
ui door de helft snijden, ui horizontaal insnijden, ui verticaal insnijden, en
snipperen maar. Makkie.
Maar vandaag niet.
Vandaag lukte helemaal
niks. Haar handen wilden niet naar haar hersenen luisteren en gingen hun eigen
gang, bedachten zelf snijlijnen en vergisten zich in elementaire zaken als
vlakverdeling en zwaartekracht. De pancetta blokjes zagen eruit alsof ze van de
strip waren gerukt door een aap en de ui,
de ui,
die kut-ui –
‘Slecht opgevoed stuk
groente,’ mopperde Vic, in de hoop dat mopperen zou helpen, want soms was dat
precies wat ze nodig had om haar handen en hersenen weer in overeenstemming te
brengen: boos worden.
Maar vandaag niet.
Ze werd wel boos, maar werd
er ook alleen maar onhandiger van. De lagen van de ui schoven te wild over elkaar,
ze sneed lomp, liet het mes vallen, raapte het op en pikte met de punt van het
mes in de buitenkant van haar duim, waar een kleine maar bloedende wond
ontstond. Het mes viel opnieuw uit haar hand en ze sprong achteruit zodat ze in
elk geval geen wond in haar tenen kreeg. Stukken ui gleden van het aanrecht en
regenden op de grond.
‘Kut-zooi,’ zei ze, en
probeerde de gevallen stukjes op te rapen, met weerbarstige vingers die de
smalle halve cirkels minachtend negeerden tot ze schoof stampvoetend en
kut-kut-kut scheldend stoffer en blik pakte, een prima stoffer verknalde met
stinkende uit snippers, en de hele uit elkaar vallende, tegenstribbelende, moeilijk-doenerige
bebloedde boel de prullenbak in mikte. De stoffer, die toch voor eeuwig zou
stinken, smeet ze erachter aan.
Dan maar niet.
Dan maar gewoon niet.
‘Nou je zin?’ vroeg ze,
met haar hoofd half geheven en haar ogen toegeknepen. ‘Pastasaus zonder uien,
denk je echt dat ik daar vanavond nog van wakker lig? Hè? Hoop je dat ik er
over droom, nachtmerries heb? Fuck man, kun je niet met wat beters komen?’
Ze zette een pan op de
vlam, schonk er olie in, schoof de panchetta in de olie, ving de spetters op
met de zachte huid van haar arm en wreef de druppels weg met een strak,
ongeduldig gebaar. Opschieten, doorgaan nu, dan kreeg ze misschien nog wat voor
elkaar voor haar handen er achter kwamen dat ze al drie minuten niets hadden
laten vallen. Ze draaide het gas laag, schudde de pan, pakte twee blikken
gehakte tomaten, opende ze en zette ze klaar. Opende een blikje tomatenpuree,
nu alles toch nog goed ging en zette ook dat klaar.
‘Goed zo,’ zei ze en keek
rond, dacht na en herinnerde zich het andere hoofdingrediënt: spaghetti.
‘Goed zo en een pan heet water,’
zei ze, tevreden over zichzelf en de vooruitgang in de zaak van de Spaghetti
All’Amatriciana.
Spaghetti met pretentieus
spek en frisse, gehakte tomaten.
En wijn.
Natuurlijk.
Het vullen van de pan
ging goed, hij kwam zonder een spat te morsen op de pit terecht en het
verwonderde Victoria dan ook totaal niet dat ze in ruil voor al die voorspoed
het zoutvaatje liet vallen.
‘Spaghetti,’ herhaalde
ze, terwijl ze het gemorste zout opdweilde met een natte vaatdoek waardoor het
een enorme bende werd. ‘Spaghetti, spaghetti, spaghetti.’
Ze raapte voorzichtig een
duizendtal zoutkorrels op, hield ze tussen de duim en de wijsvinger van haar
linkerhand en wierp het snufje over haar schouder om geluk terug te roepen.
Het werkte meteen.
‘Pijnstiller,’ zei ze.
‘Eerst een pijnstiller en dan spaghetti.’
Ze opende Het
Keukenkastje en pakte een strip paracetamol, telde één, twee, drie, vier pillen
uit en slikte ze weg met een slok water uit het-glas-dat-altijd-klaarstond.
‘Oké dan,’ zei ze en ze
bleef even staan.
Er was nog iets.
Iets wat ze niet mocht
vergeten. Iets belangrijks.
Iets… ietsepiets.
Geen idee.
Ze zuchtte, trommelde
ongeduldig met haar vingers op het aanrecht.
Er was weinig dat haar zo
vergeetachtig maakte als die ongelooflijk stomme rotpijn. Vandaag had hij zich
in haar bekken en benen genesteld en daarom had het best nog lang geduurd voor
ze doorhad hoe erg het nu precies was. Slim van Pijn. Nu was ze eigenlijk al
een paar uur te laat met het afremmen van zijn fratsen en kostte het moeite om
één zinnige gedachte langer dan twee tellen vast te houden.
Want er was nog wat.
Iets.
‘Geen idee,’ mompelde ze.
Ze keek naar het
aanrecht, naar het eten, naar de pan met pancetta, pancetta die eruit zag alsof
hij al aardig in de buurt van uitgebakken kwam.
Peper?
Was het de peper?
Er hoorde Spaanse peper
in dit gerecht en hij lag al op het aanrecht, zag Vic, en dat betekende uiteraard
het de bedoeling was hem ook echt in de saus te gebruiken. Wel slim, knikte ze,
aangezien smaakmaker één, de ui, in droevige delen in de spoelbak lag. Daarmee
stond ze al één smaakmaker op achterstand.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten