maandag 2 mei 2016

Spiegelbeeld - Victoria Post 7

Post 7  1172 

Hoofdstuk 3

Vic lapte Azeline op, alweer, voor de zoveelste keer. Ze hielp Azeline terug naar de keuken, maakte zachte, geruststellende geluiden onder het lopen, zorgde dat Azeline op een stoel ging zitten en niet opnieuw zomaar op de vloer. Ze depte Azeline’s handen schoon en verwijderde glassplinter na glassplinter, o, zo voorzichtig, want ze wilde Azeline geen extra pijn of stress of ongemak bezorgen, niet in de laatste plaats omdat zijzelf het allereerste slachoffer zou zijn van Azeline’s ongemakjes.  
Azeline reageerde zoals Vic had verwacht: eerst afwezig, al gaf ze wel de juiste antwoorden op de juiste momenten en reageerde ze met zachte spierbewegingen als Vic over een kleine, nauwelijks zichtbare glassplinter streek. Met elk scherfje glas dat Vic wist te verwijderen uit de zachte huid van haar zusters handen, leek ze ook een stukje herinnering weg te plukken, de herinnering aan de gebeurtenissen die verantwoordelijk waren voor de splinters in haar vingers. Ze zag haast hoe het wegdreef, Azeline ontglipte. Misschien was dat maar goed ook, misschien wat het een zegen, dat selectieve geheugenverlies waar Azeline zo vaak aan leek te lijden.
Splinter na splinter en Azeline keerde langzaam terug tot zichzelf, begon om zich heen te kijken, snuffelde en bewoog haar hoofd in de richting van de oven, waar het eten nog stond te wachten op eters.
Victoria streelde over de gekwetste huid van haar zusters handpalmen en voelde hoe Azeline zacht huiverde. Onmiddellijk staakte ze haar beweging.
‘Deed dat pijn? Zit daar nog glas?’ vroeg ze.
Ze controleerde extra goed, extra voorzichtig.
‘Nee,’ zei ze tenslotte. ‘Ik voel helemaal niks meer, ik denk dat we alles hebben. Wil je dat alsjeblieft nooit meer doen? Daar hebben ze nou stoffer en blik voor uitgevonden.’
Azeline zuchtte.
‘Zit er veel bloed op mijn jurk?’ vroeg ze.
Vic lachte, opgelucht, em onderdrukte de neiging om haar zus te knuffelen en vast te houden en haar haren te kussen  – daarmee zou ze Azi op zijn best wegjagen- en startte een gesprekje, omzichtig, voorzichtig, zoals je dat deed bij Azeline. Ze hield het gesprek luchtig, vertelde over eerdere valpartijen van schilderijen uit lijsten en vertelde niet waarom ze die krengen telkens en telkens weer opnieuw ophing, terwijl ze de afbeeldingen haatte, onmogelijk om uit te leggen dat ze die krengen alleen maar terughing omdat ze geen idee, werkelijk geen flauw idee had wat ze er anders mee moest doen.
Azeline gaf antwoorden, klonk goed, klonk helder, klonk logische en Vic voelde zich trots, omdat het haar gelukt was heden en verleden, waan en werkelijkheid over elkaar te schuiven en zo haar zus terug te sturen naar deze wereld, de wereld van nos allemaal, waar ze uiteindelijk, gelukkig verzeilde in een gesprek over het weghalen van de schilderen.
Harolds schilderijen.
Azeline leefde op, veerde terug, vond vaste grond onder haar voeten, sprak, babbelde, wees.
‘Gedrochten,’ zeiden ze tegelijk, want dat waren het, de schilderijen van Harold die ze maar niet weg durfde te halen omdat, nou ja, daarom.  
Maar Azeline, die in haar huidige staat over een grenzeloos optimisme geschikte, danste rond en tekende een nieuwe hal en een nieuwleven met haar danspassen en haar zwierige jurk en haar liever lache en Vic glimlachte, bestudeerde Azi terwijl zij ronddanste en aanwees, vertelde hoe zij de gang en het huis en wellicht ook Victoria zou redden, alleen door het weghalen van de schilderijen. En ze liet zich meeslepen, vertelde over de gang waar ze van droomde: licht, witte verf, overal, en vogels, overal vogels.
‘Als jij vogels wilt, dan krijg je vogels,’ zei Azeline, en wie zou haar niet geloven? Azi boog, alsof ze een reverence maakte naar de collectieve portretten in de gang en stak daarna haar middelvinger op naar het collectief. Vic lachte en Azeline lachte ook.
Er was niets bijzonders aan de hand.
Helemaal niets.
Alles was weer goed.
Dat gedoe in de hal? Gewoon een Azeline momentje, gewoon een van die hersenspinsels die haar zuster soms inpakten en vervormden. Maar nu was het over, nu was het weer goed. Ze kon Catharina appen dat het zoveel haast niet meer had, dat ze morgen op haar gemakje met Azi naar de kliniek zouden gaan, waar Vic zogenaamd naar haar arm zou laten kijken
-  en Catharina opnieuw zou aandringen op een werkelijk-waar bezoek aan een echte neuroloog-  terwijl Angela een gesprekje met Azeline aan zou knopen, onder het mom van: ‘Dat is toch ook wat, dat we elkaar hier steeds ontmoeten, hoe is het nu met je?’
Ja, morgen was vroeg genoeg en dan kon iedereen nu naar huis.
Of pasta pasta all’amatriciana eten.
‘Ik ga een jeans voor je halen,’ zei Vic en gebaarde naar de prachtige Azeline jurk, die wonder boven wonder niet al te bebloed was en vast nog wel schoon zou worden bij de stomerij, waar Vic hem pas zou ophalen als Azeline de jurk echt, echt, echt mistte. Zesenveertig jaar waren ze nu, en Vic vond dat ongeveer zes jaar te oud voor spaghetti-bandjes en een V-halstopje-met-cups, al waren de snit en de gebruikte materialen nog zo mooi.  
Azeline hield haar hoofd schuin, alsof ze op een verklaring wachtte.
‘Die semi-ballet outfit begint rare dingen te doen met je karakter,’ zei Vic en liet haar intonatie en glimlach de scherpe kantjes van de opmerking afvijlen. Het hielp als ze dacht aan de maaltijd, de bank in de woonkamer en de grote televisie. Lekker in een jeans en een trui samen die pasta eten en een film kijken, zoals altijd al het plan was geweest. Ze zag het voor zich, of liever, ze zag voor zich hoe dat eruit zou zien als haar leven een film was en de regisseur licht en posities zo zou schikken dat het beeld optimaal comfort en huiselijk geluk uitstraalde.  
Azeline, bevattelijk voor de stemmingen van haar zuster en vast op de hoogte van Vics verlangens, lachte, liet Vic passeren, en bleef lachen.
‘Ballet, hè?’ zei ze.
En ze danste. 
Vic lachte ook, opgelucht liep snel de gang door, vermeed de gevaarlijke, gevallen resten van de strenge dame heen,
-die mocht iemand anders opruimen-
en ging de trap op naar de slaapkamers met een tred die een stuk lichter was dan eerder.    
‘Olé,’ hoorde ze Azeline nog roepen en ze glimlachte nog wat breder.

Die maniakale buien van Azeline waren niet goed voor haar zuster. Ze konden gemakkelijk ontaarden in naïeve overmoed en daar kwamen ongelukken van, altijd. Maar ze was leuk, zo leuk en lief en zo Azeline, als ze zo was. Om verliefd op te worden. Verliefd op te blijven. Net als haar ouders, net als Julia, net als William, de vader van Petter, zelfs Catharina leek een beetje verliefd op Azeline, wat haar, en alle anderen behalve Bloem en Petter die wel beter wisten dan verliefd te worden op de moeder die hen wel op de wereld had gezet maar niet in staat was gebleken om voor hen te zorgen en Angela die altijd alles wel beter wist, soms net iets te toegeeflijk maakten.

1 opmerking:

  1. mooi rustig stuk, zie wel een paar typo's... juist door de rust hier is het weer zo spannend. ik ga meteen door naar nr. 8

    BeantwoordenVerwijderen